-
1 manier
manier [maanjee]♦voorbeelden:manier de grosses sommes d'argent • met grote sommen geld omgaanv1) hanteren, omgaan (met)2) modelleren, kneden3) besturen -
2 moulin
moulin [moelẽ]〈m.〉♦voorbeelden:moulin à eau • watermolenmoulin à légumes • pureerzeef, draaizeefon y entre comme dans un moulin • je kunt er zo binnenlopen¶ moulin à paroles • kletskous, ratelm1) molen2) motor -
3 tripe
tripe [triep]〈v.〉4 trijp ⇒ meubelpluche, velours d'Utrecht♦voorbeelden:1 tripes à la mode de Caen •〈 pens met saus〉 -
4 liaison
liaison [lie.ezzõ]〈v.〉♦voorbeelden:être en liaison avec qn. • met iemand in verbinding staanen liaison avec qn. • samen met iemand1. f1) verbinding2) samenhang3) metselspecie4) bindmiddel [culinaria]5) affaire, verhouding6) verbindingsteken [muziek]2. liaisonsf pl -
5 réduire
réduire [reedŵier]3 onderwerpen ⇒ vernietigen, tot overgave dwingen4 terugbrengen ⇒ omzetten, herleiden♦voorbeelden:réduire au silence • tot zwijgen brengenréduire en esclavage, en servitude • tot slavernij, tot onderwerping brengenréduire en miettes • verkruimelen, vermorzelenréduire en poudre • verwoesten, fijnwrijven1 zich beperken (tot) ⇒ zich bepalen (tot), neerkomen (op)v1) verminderen, reduceren3) onderwerpen4) terugbrengen, herleiden6) indikken7) zetten [been]8) verkleinen -
6 bouillon
bouillon [boejõ]〈m.〉2 luchtbel ⇒ bobbel, blaasje3 guts ⇒ gulp, straal♦voorbeelden:bouillon d'onze heures • gifdrank3 〈 informeel〉 boire un bouillon • water binnen krijgen 〈 bij het zwemmen〉; 〈 figuurlijk〉 een financiële klap krijgen1. m1) bouillon2) luchtbel, gasbel3) gulp, straal2. bouillonsm plonverkochte exemplaren [boekhandel] -
7 ébouillanter
ébouillanter [eeboejãtee]1 met kokend water overgieten ⇒ in kokend water (onder)dompelen, broeien ⇒ 〈 theepot〉 met kokend water omspoelen ⇒ 〈 culinaria ook〉 in kokend water leggen1. v 2. s'ébouillanterv -
8 entrée
entrée [ãtree]〈v.〉3 ingang♦voorbeelden:à son entrée • bij zijn binnenkomstentrée dans une société • (het) lid worden van een verenigingentrée en action, en jeu • inwerkingtredingentrée en fonctions • aanvaarding van een functieentrée en matière • aanhef, begin, inleidingentrée en vigueur • (het) van kracht worden→ examenf1) binnenkomst2) toegang3) ingang5) hal6) voorgerecht7) input, invoer [computer]8) invoer [economie] -
9 épicer
-
10 mouiller
mouiller [moejee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 nat maken ⇒ bevochtigen, invochten♦voorbeelden:→ ancre2 betrokken raken (bij) ⇒ in opspraak komen, zich compromitterenv2) 'm knijpen3) geil worden4) nat maken, bevochtigen5) aanlengen -
11 revenir
revenir [rəvnier]1 terugkomen (in, uit, op) ⇒ terugkeren (naar), opnieuw plaatsvinden2 terugkomen (op) ⇒ zijn mening herzien, terugkomen (van)3 terugkomen (bij) ⇒ te binnen schieten, invallen5 toekomen (aan) ⇒ ten deel vallen, ten goede komen (aan)9 spoken♦voorbeelden:revenir à soi • (weer) bijkomenrevenir à ses études • zijn studie weer opvattenrevenir de l'école • uit school komenje reviens de le voir • ik heb hem zojuist gezienrevenir d' une erreur • van een dwaling terugkomenêtre revenu de tout • van alles zijn bekomst hebbenrevenir de loin • oog in oog met de dood gestaan hebben, ver heen geweest zijnrevenir de ses craintes • zijn angsten te boven komenje n'en reviens pas de voir ses progrès • ik ben stomverbaasd over zijn vorderingen→ chargev1) terugkomen, terugkeren6) kosten8) bevallen -
12 selle
-
13 souris
souris [soerie]〈v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 muis♦voorbeelden:on entendrait trotter une souris • men kan een speld horen vallenf -
14 béarnais
béarnais [bee.aarne]〈bijvoeglijk naamwoord; ook v.〉♦voorbeelden: -
15 chips
-
16 meunière
meunière [meunjer]〈v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉3 pimpelmees ⇒ meel-, ringelmees♦voorbeelden:————————(à la) meunière -
17 râble
râble [raabl]〈m.〉♦voorbeelden:
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский